26 september 2010

Das Kapital

Als een man twintig is en hij is geen socialist, dan heeft hij geen hart. Als een man veertig is en hij is nog steeds socialist, dan heeft hij geen verstand. Deze woorden van Churchill gonsden door mijn hoofd bij het herlezen van een boek van de Belgische journalist en publicist Walter Lotens. In het  boekje staan interviews met bekende Surinamers die jarenlang het linkse gedachtengoed aanhingen en in de jaren ’80 een prominente rol in de politiek hebben gespeeld. Personen bij wie de beelden van de Franse studentenprotesten in 1968 nog op het netvlies stonden gebrand, waarbij studenten en arbeiders schouder-aan-schouder op de barricades streden voor een socialistische heilstaat. Personen die na afronding van hun studie, dit socialistisch vuur bij hun terugkomst in Suriname wilden doen ontbranden en Suriname wilden meevoeren in de vaart der volkeren.

De teneur van de interviews deed me denken aan een gesprek dat ik een poos geleden had met een andere voormalige socialistische coryfee, wiens naam prominent prijkt op het lijstje van verdachten van de 8 decembermoorden. Hij is woonachtig in een huis zo groot, dat Suriname’s opper-boekhouder Boedhoe van de waarde waarschijnlijk twee maanden de lonen van alle ambtenaren kan betalen. Terwijl we geriefelijk in zijn werkamer zaten, vroeg ik hem wat er nog over was van zijn vroegere idealen. Ik kreeg een besmuikt lachje als antwoord, terwijl hij uit het raam naar buiten staarde. Ik weet niet of zijn blik gericht was op de drie terreinwagens die op zijn erf stonden te glimmen, of dat hij in gedachten gezonken terugblikte op het moment dat hij zijn beduimeld exemplaar van Das Kapital had ingeruild voor een goedgevuld bankboekje.

Terwijl de meeste van deze idealisten in de loop der tijd hun dromen kapot geslagen hebben zien worden tegen de steen des werkelijkheid genaamd kapitalisme, ligt een enkeling die zich aanvankelijk vol idealisme in één of andere NGO heeft weten te nestelen, ‘s nachts op bed met angstzweet naar het plafond te staren in de hoop dat er geen onderzoek wordt gestart naar het oneigenlijk gebruik van subsidiegelden. Wat is er gebeurd met de bevlogenheid en het idealisme? De verdeling van rijkdom? Wat heeft deze groep die zich ooit heeft verzet tegen het kapitaal doen besluiten om hun idealen aan de kant te schuiven en zelf maar te gaan graaien en zichzelf te verrijken?

Het huidige bezoek van de Surinaamse delegatie aan New York, staat ook in schril contrast tot die van twee decennia geleden. Toen werd er contact gezocht met gelijkgestemden en landen die een onafhankelijke en dus vaak een socialistische koers vaarden. Toen was de retoriek gericht tegen het verderfelijke imperialisme van de Westerse Wereld en vol Derde Wereld ideologie. Als je nu naar de woorden van de Surinaamse delegatie luistert, lijkt het wel of er een stel bankiers aan het woord zijn. Er worden bezoeken afgelegd aan potentiële investeerders, banken, financiële instellingen en zelfs het bezoekje aan Jesse Jackson had tot doel om zwarte Amerikaanse zakenlui en investeerders warm te maken voor Suriname. De VN toespraak leek slechts een intermezzo tussen al de zakelijke afspraken.

Het kapitalisme is geen politiek systeem en heeft geen entiteit, maar het heeft vele gezichten. In China, een land dat op het punt staat de Verenigde Staten van Amerika als een economische moloch voorbij te streven, is het gehuld in een communistisch jasje. In veel Westerse landen heeft het een democratisch sausje. Hoe het zich ook mag voordoen, het trekt wel aan de touwtjes. Weliswaar is recentelijk door hebzucht en onkunde de wereld bijna in een financieel Armageddon meegesleurd, en is dit ternauwernood behoed door, oh ironie, socialistische maatregelen van verschillende overheden, maar het grote geld is de werkelijke onzichtbare hand die in deze wereld “makes and breaks”. Vol verwachting kijk ik dan ook uit naar het moment dat de deuren van het vliegtuig opengaan en de president een goed gevulde koffer met geld laat zien onder de woorden: Wacht even. Weest gerust. Alles komt terecht!

20 september 2010

Gefrustreerd

In lang vervlogen tijden toen het bloot je nog niet dagelijks in het gezicht sprong, kon een onschuldig blaadje in een kiosk je wereld als puber ondersteboven keren. Ik kan me nog herinneren dat ik een blad onder ogen kreeg waarvan op de cover een welgevallige dame met haar bovenlijf in volle glorie stond afgebeeld. Het was een periode in mijn leven waarin zelfs een blote vrouwenteen mij met gierende hormonen in het lijf slapeloze nachten kon bezorgen. Om mij heen kijkend pakte ik snel het blaadje op dat ik vervolgens tegen mijn borst drukte. Ik wilde naar de kassa lopen, maar mijn benen weigerden mee te werken aan zo een snode daad. Mijn geweten deed me in angstzweet uitbarsten. Ik had het gevoel of er honderden afkeurende blikken op mij waren gericht en er elk moment een sirene kon loeien waarna de politie met mijn moeder zou binnenstormen en ik aan mijn oren naar een tuchtschool zou worden gesleept. Ik legde het inmiddels verfrommelde blaadje snel terug en vertrouwde voor de rest van de avond op mijn fotografisch geheugen.


Hetzelfde schaamtegevoel bekruipt me nog steeds wanneer ik het avondblad De West koop. Schichtig om mij heen kijkend stop ik bij de krantenverkoper, druk hem het geld in zijn hand en trek met piepende banden weer op. Want laten we eerlijk zijn, waarom kopen we De West? Het grootste gedeelte van de krant is een copy-paste uittreksel van Nederlandse kranten die de meeste mensen al online hebben gelezen en aangezien De West door velen niet serieus wordt genomen en derhalve nauwelijks wordt uigenodigd voor persconferenties, zijn de lokale artikelen meestal slappe aftreksels uit het nieuws van lokale ochtendbladen en nieuwssites.


Er is de laatste tijd veel te doen geweest omtrent beledigende sites op het internet. De West is een papieren versie van deze sites. De meeste mensen kopen De West vanwege de redactionele stukken waar ongefundeerd tegen alles en iedereen wordt gefulmineerd. Daar waar tieners zich online vergapen aan de nieuwste roddels en anonieme beledigingen, verlekkeren zestigplussers zich met De West. Op platvloerse wijze worden mensen door het slijk gehaald en geruchten en roddels worden de gemeenschap in geslingerd. Dit alles onder redactie van de nazaten van de oprichter van de krant en natuurlijk niet te vergeten het altijd terugkerende quasi spontane ingezonden bericht van “een bezorgde burger”.


De West is als het irriterende, gefrustreerde jochie waar vroeger niemand mee wilde spelen en dat continu bezig was middels lawaai maken en schelden de aandacht op zichzelf te vestigen. Het moet ook niet makkelijk voor de redactie zijn om de oplage en het aantal adverteerders te zien verdampen ten gunste van andere kranten. Het zou bijna meelijwekkend zijn, ware het niet dat het kleine jochie de laatste tijd valse en agressieve trekjes begint te vertonen.


Enkele weken geleden mocht een collega-columnist die een stuk met een kwinkslag richting De West had geschreven uit het blad vernemen dat wanneer hij het zou gewagen ooit nog iets te schrijven dat de redactie van De West onwelgevallig was, zij een compromitterende foto van hem zouden plaatsen. Laat het even doordringen. De West probeert middels chantage een columnist te belemmeren zijn werk te doen. Maar het kan nog erger. Vorige week werd een fotojournalist door kinderen van de hoofdredacteur en mede-eigenaar van De West met een knuppel belaagd, omdat hij een foto wilde nemen van een verkeersongeluk waar zij bij betrokken waren. De toegesnelde hoofdredacteur bedreigde vervolgens de fotojournalist in jaren ‘80 stijl met de dood als hij de foto zou laten afdrukken. Verbijsterd wachtte de gemeenschap het verhaal van de zijde van De West af, alleen maar om te vernemen dat deze in de typische De West stijl wordt gegeven: verongelijkt om zich heen trappend en vingerwijzend naar iedereen. De West pretendeert een vriend en voorvechter van de persvrijheid te zijn. Met zulke vrienden heeft de journalistiek geen vijanden meer nodig.-.

13 september 2010

Mooie woorden

Enige tijd geleden is de moeder van een vriendin van me overleden. Ze leed jarenlang aan psychoses en communiceren met haar ging soms moeizaam. Ze hield echter een schriftje bij waar ze woordjes en kleine zinnen in opschreef. Toen mijn vriendin dit vertelde was ik ontroerd. Ik hou van woorden. Ik kan genieten van een simpel woord uitgesproken op het juiste moment of van iemand die welbespraakt is en die woorden op een bijna eerbiedige wijze weet te hanteren. Dat deze vrouw die in haar eigen hoofd en gedachten was verdwaald ogenschijnlijk willekeurige woorden opschreef vond ik fascinerend.


In de Surinaamse politiek zijn er helaas maar weinigen die beseffen wat voor een invloed woorden kunnen hebben. Otmar Rodgers wist het. En Jiwan Sital. Daar waar Rodgers zijn woorden als een floret gebruikte, gebruikte Sital zijn woorden met de elegantie van een kettingzaag. Voor hun slachtoffers weliswaar een traumatische ervaring, maar voor de omstanders een genot om te volgen. Hun vertrek is een groot gemis en het volgen van de DNA-vergaderingen is nadien behoorlijk saai geworden. De meeste politici struikelen over hun eigen woorden of braken een lege of onsamenhangende woordenstroom uit, die door onkundige journalisten gretig worden opgetekend met als resultaat dat het publiek vaak wordt opgezadeld met nietszeggende nieuwsberichten. De afgelopen dagen zijn we overspoeld met persconferenties van de nieuwe regering. Zuchtend en met een verveeld gezicht wordt de pers te woord gestaan. Bij de meeste van deze gelegenheden bekruipt me hetzelfde gevoel dat ik heb als met junkfood. Het ziet er lekker en imposant uit, maar na een uurtje heb je weer honger en vraag je je af wat je eigenlijk hebt gegeten. Echter dit zijn de momenten die voor een geoefend luisteraar interessant kunnen zijn.


Neem de persconferentie van de president vorige week met betrekking tot de vergadering van de Inter American Drugs Abuse Control Commission (Cicad) welke in eerste instantie in Suriname zou worden gehouden, maar om onduidelijke redenen plots naar Washington is verplaatst. Naar aanleiding van een vraag over uitspraken die de president tijdens de verkiezingscampagne over de voormalig minister van Justitie Chandrikapersad Santokhi heeft gedaan, reageerde onze geliefde president met de woorden dat uitspraken gedaan op politieke podia niet relevant zijn. Die enkele woorden deden mij plotsklaps rechtop in mijn stoel zitten en ik verwachtte een verbale tsunami die door de aanwezige journalisten over de president zou worden uitgestort. Het bleef helaas oorverdovend stil en er volgde een zeer relevante vraag naar de mening van de president over de oorlog in Irak en Afganistan.


Nu besef ik terdege dat politici tijdens de verkiezingen een behoorlijke spagaat maken tussen de waarheid en verkiezingsbeloften, maar de president heeft Santokhi herhaaldelijk afgeschilderd als een wolf in schaapsklederen die nauwe banden onderhield met grote drugsdealers. Of de president heeft gelijk en Santokhi is een verkapte drugs kingpin en maakt Suriname zich belachelijk door hem af te vaardigen als  zijn vertegenwoordiger, of de president heeft zich schuldig gemaakt aan karaktermoord door de goede naam te besmeuren van een minister die zich met hart en ziel heeft ingezet in zijn werk. En kan je dat simpel wegwuiven als verkiezingsretoriek?


De nieuwe regering heeft de mond vol over transparantie en openheid. Wel, er was weinig transparantie rond de ontmoeting van de president met Santokhi vorige week. Voor het overleg werden alle andere aanwezigen de kamer uitgebonjourd en werd er nadien met geen woord gerept over datgene wat er achter gesloten deuren tussen de twee heren is besproken. Onverstandig. Want voor sommige mensen bestaat er dan nog een derde optie, namelijk die van twee heren die beiden niet zuiver op de graad zijn en die onder het genot van een dikke sigaar en een goed glas whisky schouderkloppend en breedlachend over dat domme volk tot een overeenkomst zijn gekomen. Wang tra winti é wai? Zo zie je maar weer: mooie woorden zijn niet waar en ware woorden zijn niet mooi.-.

6 september 2010

Rekbaar geweten

Zoals het een echte Surinaamse opvoeding betaamt, kreeg ik als kind regelmatig een flinke pak rammel. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat dit vaak terecht was. Nu kwam het wel eens voor dat ik een schop heb moeten incasseren terwijl ik me van geen kwaad bewust was. Wanneer mijn moeder zich realiseerde dat ik inderdaad onschuldig was, kreeg ik te horen dat die schop dan maar gold voor alle andere keren dat ik kattenkwaad had uitgehaald en ze me niet had betrapt.


Ik moet altijd hieraan denken wanneer Nederland weer eens met de drugsveroordeling van president Bouterse staat te wapperen. Ik ben geen jurist, maar zelfs ik heb mijn bedenkingen wanneer ik de processen-verbaal doorlees. Je moet wel heel naïef zijn om niet in te willen zien dat rond het verleden van onze geliefde president een luchtje hangt, dat zelfs dertig jaar na dato de staart van menig drugshond nog enthousiast zal doen laten kwispelen. Maar de afgelopen decennia hebben ook aangetoond dat onze president als een echte schaker zijn tegenstanders vaak zes stappen voor is en dat hij niet voor één gat te vangen is. Ik kan me niet aan het gevoel onttrekken dat Nederland – om verschillende redenen zwaar gefrustreerd door Bouterse  – bij gebrek aan bewijs maar een zaak in elkaar heeft geflanst. De afgelopen jaren is duidelijk aan het licht gekomen dat het Nederlandse Openbaar Ministerie er niet voor schroomt om zeer creatief met de waarheid om te gaan om een zaak te winnen.


Net als bij mijn moeder kan ik me het gesputter vanuit het landje aan de Noordzee voorstellen. De veroordeling rammelt weliswaar van alle kanten maar dat, gelet op het verleden van Bouterse, deze dan maar geldt voor andere drugsactiviteiten waar men hem niet op heeft kunnen betrappen. Wellicht dat dit de reden is waarom de president onverschillig is richting Nederland en zich ogenschijnlijk niet erg druk maakt over de Nederlandse bezwaren. Daarnaast weet de president als geen ander dat het geweten van Nederland zeer rekbaar is. In eerste instantie was er de stoere, spierballentaal van de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken. Bouterse was in Nederland slechts welkom om in de gevangenis zijn veroordeling uit te zitten. Toen bleek dat de rest van de internationale gemeenschap Bouterse het voordeel van de twijfel gunde en bereid was om zaken met hem te doen, veranderde de Nederlandse opstelling plotseling. Het standpunt werd dat hij wel een visum zou krijgen als hij in de hoedanigheid van president officiële internationale organisaties in Nederland zou bezoeken. Vervolgens werd de Amsterdamse hoofdcommissaris van politie door de Nederlandse minister van Justitie in zijn nekvel gegrepen en teruggefloten, toen deze aankondigde verschillende samenwerkingsprojecten met de Surinaamse politie stop te zetten. En dan was er vorige week de burgemeester van Amsterdam die bekendmaakte de financiering van projecten in Suriname te zullen staken. Echter zijn woorden galmden nog door de ether of hij kwam al op zijn standpunt terug door te melden dat er naar wegen zal worden gezocht om de verschillende fondsen toch naar Suriname door te geleiden.


De fundamenten van de Nederlandse monumenten zijn vermengd met het bloed van duizenden onschuldigen en de geschiedenis heeft aangetoond dat Nederland, als  het er baat bij heeft, zelfs bereid is met de duivel in zee te gaan. De president weet dat als hij zijn kaarten juist speelt, dat een veroordeling voor drugs of eventueel voor moord, door Nederland met de mantel der liefde bedekt kan worden. Ik zie het beeld over een paar jaar al voor me. Koning Willem-Alexander die samen met president Bouterse het lintje doorknipt van een project waarin een Nederlandse multinational participeert, om vervolgens op het bordes van het paleis een koude djogo te drinken terwijl duizenden schoolkinderen met rood-wit-blauwe vlaggetjes op het plein staan te wapperen. Balkenende kan er trots op zijn dat zijn oproep om de VOC-mentaliteit in Nederland weer te doen herleven niet aan dovemansoren was gericht.