25 januari 2012

Open brief aan de president

Beste president,

U heeft vaak gezegd dat u een man van het volk bent en dat al die poeha en gewichtigheid die bij uw functie hoort wat u betreft niet hoeft. Prima, dan kan ik de officiële Zijne Excellentie aanhef achterwege laten en gelijk met de deur in huis vallen. De taak van een columnist is om emoties los te maken en mensen tot denken aan te zetten. Hij is te vergelijken met de nar aan een middeleeuws hof. Daar waar elk ander zijn hoofd op het hakblok kwijt zou raken als hij de waarheid sprak of iets zei wat de koning niet zinde, was het aan de nar om met een kwinkslag datgene te zeggen wat gezegd moest worden.

In het verleden heb ik een paar columns geschreven waarin ik u op de korrel nam. Soms met een knipoog en mijn pen gedoopt in honing. Soms met een gefronste blik en mijn pen gedoopt in azijn. Het bezorgde mijn familie regelmatig slapeloze nachten. Niet geheel ten onrechte natuurlijk aangezien de laatste ontmoeting tussen u en mijn oom Bram Behr de familie nog vers voor ogen staat en omdat uw eigen hofnar Cliff Limburg een paar onaardige dingen over mij op de radio had gezegd. Maar, als je als columnist klappen uitdeelt, moet je niet zeuren als je klappen terugkrijgt. Laat ik me haasten om erbij te zeggen, het laatste natuurlijk in figuurlijke zin, want sommige van uw ston futu aanhangers gaan wel erg ver om u te verdedigen. Maar ik dwaal af.

De reden waarom ik mij tot u richt is omdat ik uw hulp nodig heb. Een collega columnist van mij, Emilio Palacio, is door een collega van u, President Rafael Correa van Ecuador, veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en een boete van rond de vijftig miljoen Amerikaanse dollar, vanwege zijn kritische columns. U zult het met mij eens zijn dat dit natuurlijk te zot voor woorden is.

Onlangs was u vanwege de Celac summit op bezoek bij uw goede vriend Hugo Chavez. Zowel Ecuador als Suriname zijn lid van deze organisatie. Bij deze doe ik dan ook een beroep op u om uw collega Correa te bellen en hem duidelijk te maken dat het bedreigen van columnisten en journalisten zoooooo jaren tachtig is en echt niet meer van deze tijd. Wellicht dat u als voorzitter het gewicht van de Caricom in de strijd kunt gooien. “Luister Correa! Ben je helemaal besodemieterd? Deze rotzooi pikken wij als Caricom niet! Dus als de zaak tegen Emilio niet binnen een week is ingetrokken, trekt de Caricom zich terug uit de Celac en kunnen jullie stelletje Spaans ratelende retrodictators de boom in!” Iets van gelijke strekking, de invulling laat ik verder aan u over.

Naar sceptici, die menen dat u met uw verleden en met uw recente uitspraken naar de pers de actie van uw collega alleen maar toejuicht, wapper ik de gelekte brief van Klinker onder de neus waar hij u beschreef als “iemand die in begin jaren tachtig niets anders kon dan schieten op problemen, nu -rijper en wijzer en zeker ook schuldbewust- problemen met politieke instrumenten aanpakt.” Kijk, dat stemt hoopvol. Beste president, wanneer het u lukt om mijn collega te vrijwaren van vervolging beloof ik een dagje uw persoonlijke nar te komen spelen en een maand lang alleen maar lovende en lieve columns over u te schrijven.

Een hartelijke groet van uw toegenegen onderdaan,
Henry Carbière Falls

18 januari 2012

Kinderen

“Henry, ik wil een kind.”
Ik zat met een goede vriendin een beetje te keuvelen, toen ze plots deze verbale atoombom op me liet vallen. Het werd zwart voor mijn ogen en terwijl mijn testikels van schrik mijn buik inschoten voelde ik plots een stekende pijn op mijn borst. Ik probeerde iets te zeggen maar mijn mond bewoog als de bek van een vis op het droge zonder geluid voort te brengen. Mijn vriendin keek naar me, zag de paniek in mijn ogen en barstte in lachen uit. “Niet van jou, idioot! Ik voel een leegte en heb zoveel liefde in me dat ik aan een kind wil geven. Mijn eigen vlees en bloed. Ik wil een kind!”

Het hebben en niet hebben van kinderen is de laatste dagen opvallend vaak het onderwerp van gesprek in mijn vriendenkring. Ik heb vriendinnen die zo vruchtbaar zijn, dat ik bang ben ze alleen al door hun hand te schudden zwanger maak. Hun kinderen zijn inmiddels het schattige ontgroeid en hebben nu de leeftijd bereikt dat niet alleen hun ouders, maar ook de omgeving wenste dat jaren geleden de ratio het had gewonnen van het libido. Dan heb ik vrienden bij wie het lijkt of een kind krijgen het voornaamste doel in hun leven is, maar bij wie het om wat voor reden dan ook niet wil lukken. Iedere dag seks, waarna de vrouw een half uur met de benen omhoog op bed blijft liggen, schijnt in de praktijk minder opwindend te zijn dan het klinkt.
Dan is er de categorie vriendinnen zoals degene die mij aan het begin van de column bijna een hartaanval bezorgde. Sterke, zelfstandige vrouwen die een goede carrière voor zichzelf hebben opgebouwd, maar die rond hun veertigste menen dat hun leven niet compleet is zonder een kind. 

De zeldzame momenten dat het lukt deze vrienden een dagje bij elkaar te krijgen, levert genoeg stof op voor dertig columns. Een van de vruchtbare vriendinnen rent constant vloekend en zuchtend achter haar kroost aan, die op hun beurt weer vol overgave bezig zijn de andere aanwezigen te terroriseren.
“Begin er niet aan hoor!”, schreeuwt ze tegen de vrienden die een paar uur later weer vruchteloze pogingen zullen ondernemen om zwanger te raken. “Kinderen zijn Gods manier om ons te straffen als we hebben genoten van freaky seks!” De vrienden die proberen zwanger te raken kijken elkaar weemoedig in de ogen en kruipen stilletjes tegen elkaar aan.
De carrière-vriendin onderbreekt het typen op haar BlackBerry, kijkt met afgrijzen naar het gebeuren om zich heen en komt tot het besef dat haar kinderloze staat zo slecht nog niet is. En dan ben ik er met mijn dochter. Ik probeer altijd een evenwichtig antwoord te geven op vragen omtrent het ouderschap. Er zijn momenten van ongekend plezier en geluk, maar er zijn ook momenten dat ik het niet meer aankan en me vol wanhoop op het mes wil storten waarmee ik het broodje chocoladepasta voor mijn dochter heb gesmeerd.

Kinderen neem je niet, kinderen krijg je. En vaak op het meest beroerde moment in je leven. Daarnaast vult een kind geen leegte op in je leven, maar nemen ze je leven volledig over en gaan er momenten komen dat je hun nek wilt omdraaien. Maar het moment dat je kind zich heeft ontwikkeld tot een zelfstandig en intelligent mens, met een mooie en sterke persoonlijkheid doet alle doorstane ellende wegvallen en is het mooiste geschenk ter wereld.

11 januari 2012

Toerist in hel

“L’Enfer, c’est les autres,” oftewel de hel, dat zijn de anderen. Een befaamde uitspraak van de schrijver-filosoof Jean-Paul Sartre. De afgelopen week had ik het dubieuze genoegen een weekje in de hel genaamd Aruba door te mogen brengen. Met witte stranden, wuivende palmbomen en blauwe zee weliswaar een mooie variant, maar niettemin voor mij onmiskenbaar hel. Als je langs de Arubaanse Waterkant loopt, waan je je op 5th Avenue in New York. De ene zaak nog duurder en luxer dan de ander. De gemiddelde zaak heeft alleen al in de vitrine een assortiment liggen aan diamanten, Rolex horloges en Louis Vuitton tassen, die qua waarde bijna gelijk is aan het Surinaams bruto nationaal product. De aanwezige restaurants bieden alle internationale gerechten aan, behalve Arubaanse om tegemoet te kunnen komen aan de grillen van de duizenden toeristen die dagelijks door de aangemeerde cruiseschepen over dit gedeelte van het eiland worden uitgebraakt.


Terwijl ik de toeristen gadesloeg, bekroop me het gevoel dat er op die cruiseschepen een mal was waarin deze toeristen werden gevormd. Dik. Oud. Spierwitte benen die uit te krap zittende bermudashorts steken. Sikkeneurige en chagrijnige gezichten die op alles commentaar hebben. Het is een kansloze relatie. Aruba is als een mooie, exotische vrouw, die zichzelf aan de voeten werpt van een rijke oude man, maar die aan het eind van de avond leeg en misbruikt op bed ligt, terwijl de man die zij trachtte te behagen en waarvan ze hoopte dat hij haar lief zou hebben, een paar dollars op haar nachtkastje smijt en zonder groet en met een ontevreden blik de deur achter zich dichttrekt.

Mijn zoektocht naar een authentiek Arubaanse maaltijd, voerde mij naar een obscuur tentje in een achterafstraatje in de schaduw van één van de vele casino’s die het eiland rijk is. Terwijl ik een heerlijke maaltijd naar binnen werkte, vroeg ik enkele van de aanwezigen locals naar hun gevoelens jegens de toeristen.
“Swa, het noorden en hier aan de waterkant is geen Aruba. Dit is gebied van de macamba’s (bakra’s) en de Yankees. Arubanen zijn hier alleen maar welkom om eten te serveren, je hotelkamer schoon te maken en om op straat toeristen een winkel in te lokken om iets te kopen. En trouwens ook al zouden we hier willen komen, de prijzen in de winkels kunnen wij nooit en te nimmer betalen.”

Terwijl ik naar mijn hotel reed, zag ik visioenen van onze Waterkant. Ik ben overtuigd kapitalist en ik ben er zeker een voorstander van om meer toeristen naar Suriname te krijgen. Ik geloof ook dat we moeten investeren in de toeristensector, de stad moeten opknappen en schoonmaken en het niveau van een derdewereldland moeten ontstijgen. Ik geloof dat we wat meer moeten durven en origineler moeten zijn in ons voedselaanbod dan de afgezaagde saté, saoto, bami en tjauwmin. Maar ik geloof ook in behoud van eigen identiteit, waarden en cultuur. De dag dat wij voor een paar dollars onze ziel en waardigheid te grabbel gooien en Waterkant verandert in een commercieel walhalla vol Amerikaanse franchises gericht op rijke bejaarde toeristen, lap ik één van de kanonnen in Fort Zeelandia op en jaag ik een kanonskogel door de boeg van ieder cruiseschip dat klagende en zeurende toeristen op Waterkant wil lossen.

4 januari 2012

Sorry Gillmore

Ik ben slecht met cijfers. Wanneer ik een stuk voor me krijg met een heleboel cijfers en getallen, beginnen deze voor mijn ogen te draaien en raak ik het spoor volkomen bijster. Op kantoor de bedrijfsresultaten doornemen met mijn financiële mensen is dan ook voor alle betrokkenen een frustrerende ervaring. Voor mij omdat ik me super dom voel vanwege het feit dat ze mij alles minimaal tien keer uit moeten leggen, en voor hun omdat ze mij super dom vinden maar ze dat niet in mijn gezicht kunnen zeggen omdat ik de baas ben. Gelukkig weet ik er dankzij mijn Joods bloed en mijn ondernemers hart voor te zorgen dat er meer geld binnenkomt dan dat er wordt uitgegeven en voel ik goed aan wanneer iemand probeert me een oor aan te naaien. 

Daarnaast is er nog die belangrijke les die ik van mijn docent statistiek heb meegekregen welke altijd in mijn gedachten oppopt wanneer er weer eens iemand voor mij staat te goochelen met grafieken en cijfers.
“Vertrouw alleen maar cijfers waar je zelf mee hebt gerommeld en die je zelf in elkaar hebt geflanst.”
De waarheid van deze woorden heb ik een tijd geleden nog mogen ervaren. Voor een nieuw agentschap van het bedrijf werd ik door de leverancier verzocht branchegebonden cijfermateriaal op te sturen. Daar geen enkele instantie in Suriname mij deze cijfers kon verschaffen, vertrouwde ik maar op mijn fingerspitzengefühl en knutselde ik een imposant uitziend stuk in elkaar vol mooie grafieken en tabellen. Twee weken later kreeg ik een mailtje van de leverancier waarin ze mij een compliment gaven voor het opgestuurde cijfermateriaal en dat hun accountantsafdeling op dezelfde resultaten als ik uitkwam. Zo zie je maar.

Iemand die gelukkig wel verstand van cijfertjes schijnt te hebben en naar ik hoop niet al teveel goochelt met getallen en rapporten is de president van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), Gillmore Hoefdraad. De reacties van gerenommeerde internationale financiële organisaties met betrekking tot het Surinaams monetair beleid variëren van gematigd positief tot lovend. De monetaire reserves zijn toegenomen met ruim US$ 101 miljoen. Er is al geruime tijd rust op de valutamarkt en als ik de verslagen van de CBvS mag geloven lukt het Hoefdraad en zijn team om de inflatie binnen de perken te helpen houden. Petje af dus voor Hoefdraad.

Dat is wel eens anders geweest. Nog geen jaar geleden was er enorme consternatie toen bekend werd hoeveel Hoefdraad zou verdienen. Je kon geen radioprogramma of internetsite bezoeken of er werd schande gesproken over het in de ogen van velen exorbitante salaris dat hij zou krijgen. “Voor dat salaris hoop ik dat hij over een toverstaf beschikt!” Of Hoefdraad over een toverstaf beschikt weet ik niet, maar als ondernemer ben ik wel blij met datgene wat hij tot nu toe voor elkaar heeft gekregen. In Suriname zijn we snel geneigd iemand door de modder te slepen en af te kraken, maar wanneer het op excuses aankomt is het plots oorverdovend stil. Laat ik het nieuwe jaar dan maar goed beginnen. “Heer Hoefdraad, ten eerste de welgemeende excuses namens het volk van Suriname voor die vervelende periode van vorig jaar. Ten tweede, dank voor datgene wat u tot nu toe heeft gedaan. En ten derde, keep up the good work!”

Voila, nu ik vriendjes ben met de president van CBvS hoop ik dat hij mij uitnodigt om me te helpen het jaarverslag van mijn bedrijf te kunnen lezen en begrijpen.