27 april 2010

Visserijcentrum ten koste van walvissen

Het volledig gerehabiliteerde Visserij Centrum Commewijne is onlangs opgeleverd. Een prachtig project dat tot doel heeft de kleinschalige visserij en alles wat daaruit voortvloeit te ondersteunen en de economie en de werkgelegenheid in het district een steuntje in de rug te geven. Het project ziet er schitterend en veelbelovend uit en is grotendeels gefinancierd door de Japanse overheid.


Persoonlijk heb ik er altijd moeite mee wanneer grote mogendheden met geld strooien. Net zoals de inboorlingen een paar eeuwen geleden dansend en lachend spiegeltjes en kraaltjes van de grote blanke man in ontvangst namen, zo lachen onze hoogwaardigheidsbekleders hun tanden bloot wanneer zij de sleutels overhandigd krijgen van een of ander gefinancierd project. De geschiedenis heeft ons geleerd dat wanneer het Westen of andere geïndustrialiseerde landen geld doneren, er altijd een addertje onder het hoopje dollars of euro’s ligt.


Zo ook met dit project. In de International Whaling Commission (IWC) krijgt Japan steun van Suriname in zijn jacht op walvissen. Net als bij de andere merendeels arme derdewereldlanden die Japan hierin ondersteunen, krijgt Suriname als beloning enkele financiële kruimels toegeworpen waaronder het bovengenoemd project.


Japan is al decennia lang een van de grootste jagers op walvissen. Zowel het vlees als het vet zijn gewilde producten in Japan. Ik kan me nog herinneren dat ik als kleine jongen op de lagere school meedeed aan een tekencampagne, waarbij wereldwijd duizenden en duizenden schoolkinderen tekeningen moesten maken die vervolgens naar de Japanse regering werden gestuurd, met de oproep de jacht op walvissen te staken. Vermoedelijk zullen deze tekeningen op vriendelijk en knikkende wijze in ontvangst zijn genomen om vervolgens te worden verbrand, waarna de harpoen weer even vrolijk ter hand werd genomen.


In een interview vroeg een Japanner ooit eens wat een walvis zo beter maakt dan bijvoorbeeld een koe of een varken, waarvan er in het Westen miljoenen onder erbarmelijke omstandigheden in stallen worden gepropt om vervolgens, na een soms bijzonder wrede slachting, op een bord te belanden. Ik heb persoonlijk nooit een walvis in zijn natuurlijke habitat mogen bewonderen, maar verschillende van mijn vrienden hebben dit genoegen wel gehad en zijn er tot op de dag van vandaag bijzonder van onder de indruk. Eigenlijk behoeft het geen uitleg dat het misdadig is dat zulke kolossale en wonderbaarlijke dieren door ons nietige mensen worden afgeslacht om in de sushi te belanden en als gevolg daarvan met uitsterven worden bedreigd.


Terwijl ik met deze column bezig was, kwam er een persconferentie van de Paramaribo Zoo waarbij aan de bel werd getrokken over het verschrikkelijke leed dat dieren in Suriname wordt aangedaan. In beeld was een uil die als gevolg van een schot uit een jachtgeweer een vleugel kwijt was. Er werd verteld over dieren die zijn verwaarloosd en door mensen zwaar zijn mishandeld of voor dood zijn achtergelaten. Wat bezielt iemand om op een uil te schieten? Wat voor een primitief wezen moet iemand zijn om een moeder aap dood te schieten terwijl zich een jonge aap aan haar vastklampt? Hoe simplistisch moet je wel niet zijn om een aapje aan een ketting vast te leggen zonder regelmatig voeding of drank te geven of in een kooitje gevangen te houden waar qua omvang niet eens vogel in past?


Diep in het hart koestert iedere columnist de fantasie dat met een goede column er een maatschappelijke verandering wordt teweeggebracht. Ik droomde al van het beeld dat na het lezen van mijn column over de walvissen onze regering symbolisch de middelvinger zou opsteken naar Japan en door mijn toedoen een paar walvissen zouden worden gered. De berichten van de Paramaribo Zoo brachten me echter weer met beide benen op de grond. We zijn een primitief land vol inboorlingen, die onschuldige en hulpbehoevende dieren wreed behandelen en dansjes doen voor spiegeltjes en kraaltjes.

21 april 2010

Materie is niets en alles is een illusie

Na al een week achter de rug te hebben waar de honden geen brood van lusten, keerde ik afgelopen vrijdagmiddag na een enerverend dagje terug op kantoor en trof een envelloppe aan  op mijn bureau. Het was een blanco envelloppe met de naam van mijn bedrijf erop en gericht aan mijn persoon. Om de één of andere reden ademde de enveloppe al iets onheilspellends uit. Ik pakte hem op en overwoog of ik hem zou laten voor wat het was en na een weekend recupereren pas maandag zou openen. Helaas ken ik mezelf goed genoeg om te weten dat dit niet zou werken. Ik wil slecht nieuws altijd direct in al zijn lelijkheid hebben en niet voorzien van een suikerlaagje of in een envelloppe en deze envelloppe zou het hele weekend in mijn hoofd blijven spoken. Een grote inschattingsfout. In de enveloppe zat een  brief afkomstig van het belastingkantoor met het bericht dat ik mij de volgende week moest aanmelden met diverse stukken en jaarverslagen. Dag ontspannend weekend.

De dreun die ik voelde bij het lezen van de brief heeft me het gehele weekend hoofdpijn bezorgd, de geruststellende woorden van mijn fiscaal-specialist en accountant ten spijt. Doemverhalen van collega ondernemers deden mij in angstzweet uitbartsen. Oude angstgevoelens kwamen weer boven. Het gevoel als kind toen ik in de wachtkamer van de tandarts zat te wachten, terwijl ik in de behandelkamer de boor al hoorde warmdraaien. Het gevoel van mijn AIDS test jaren geleden toen ik ongeveer 2 weken op de uitslag moest wachten. Het gevoel dat ik onlangs mocht ervaren toen een arts, ik hoop in het belang van het onderzoek, zich een wegbaande naar mijn prostaat. Al deze gevoelens vielen in het niet bij het gevoel dat deze brief veroorzaakte.

Terwijl ik mijzelf zo goed en zo kwaad als het kon mentaal voorbereidde op mijn gesprek met de belastingdienst, kreeg ik een telefoontje dat architect en filmmaker Arie Verkuijl was overleden.
Ik heb Arie jaren geleden leren kennen als medestudent op de Surinaamse Film Academie. De lessen werden verzorgd door Pim De LaParra, een oude vriend van Arie en zoals al snel bleek een geestverwant. De lessen waren doorspekt van allerlei filosofieën, oosterse wijsheden en mystiek en Pim en Arie zaten duidelijk op dezelfde golflengte. Ik hou van filosoferen, nog meer van een goed gesprek en zelfs een dosis spiritualiteit op zijn tijd kan ik appreciëren, maar Pim en Arie schoten soms door in onsamenhangende en wazige stellingen en redeneringen. Ik heb meegespeeld in twee door Pim en Arie geregiseerde films. Eigenlijk moet ik het geen films noemen, maar cinematografische vingeroefeningen die het leslokaal nooit hadden mogen verlaten en zeker niet op de televisie en al helemaal niet in Thalia hadden mogen worden vertoond. Volgens Pim en Arie moesten de films zichzelf maken en ontwikkelen zonder script, draaiboek of zelfs maar iets wat in de verste verte ook maar op een verhaallijn leek. Hogere kunst dus. Het resultaat werd echter door maar weinigen begrepen en door nog minder personen gewaardeerd.

Ik kan me Arie nog herinneren bij de dood van zijn dochter die, als pilote, bij een vliegtuigongeluk op een gruwelijke wijze om het leven kwam. Met een vredige lach op zijn gelaat stond hij mensen te woord en verklaarde hij met het geduld van een ouder die een niet begrijpend kind toesprak dat de dood slechts een illusie is. Materie doet er niet toe, het gaat om de energie, de gedachten. Ik had het er moeilijk mee. Toegegeven de dood hoort bij het leven en als je dit accepteert als een gegeven en hoopt dat deze zich niet al te vroeg en op een al te onsympathieke wijze aandient, dan valt met de gedachte aan de dood best te leven. Maar ogenschijnlijk zo luchtig de dood van je dochter beredeneren en bespreken vond ik opmerkelijk. Arie was een bijzonder mens en was een steun en leermeester voor velen. Ik hoop een beetje van zijn rust en geest mee te nemen naar mijn gesprek met de belastingsdient. 
Materie is niets en alles is een illusie.

16 april 2010

Drogredenen

De gebeurtenissen rond de A-Combinatie boden mij genoeg stof om in een recordtijd een pracht van een nieuwe column te schrijven. Al mijn verbazing, ergenissen en afkeuring rond het gebeuren kon ik er in kwijt. Ik popelde om dit tekstje vol venijn en kritiek naar de redactie te sturen, maar ik heb de gewoonte om een column een paar uur te laten “rijpen” voordat ik hem opstuur. Noem het een literaire dwangneurose, maar zowel de inhoud, als de opbouw van wat ik schrijf moet kloppen. Ik ben opgevoed met de regel dat wanneer je iets doet, je het goed moet doen. Deze levensfilosofie maakt mijn leven in “no span”-Suriname niet altijd even makkelijk.


Het debacle rond de A-Combinatie was dan ook aanleiding voor een flinke stijging van mijn bloeddruk. Er is al genoeg over gezegd en geschreven, dus ik zal er niet te veel over uitweiden. Maar een politieke partij die niet eens in staat is om zich aan de regels voor registratie te houden, vervolgens aankomt met allerlei drogredenen om deze blunder goed te praten en dan ook nog meent de president te kunnen bellen om iets te regelen, verdient het absoluut niet om plaats te mogen nemen in welk college van staat dan ook. Niemand, behalve de A-Combinatie zelf valt iets te verwijten en mocht dankzij juridische spitsvondigheden of politieke belangen de A-Combinatie in de betwiste districten toch worden toegelaten dan gaan we een zeer spannende tijd tegemoet.


Uiteraard is de situatie rond de A-Combinatie het gesprek van de dag en de algemene opinie is dat de leiding van deze combinatie heeft geblunderd en de gevolgen daarvan maar moet accepteren. Maar de kritiek heeft in veel gevallen een hele nare ondertoon en heeft mij mijn oorspronkelijke column doen herschrijven.


Ik ben een overtuigd misantroop. In mijn optiek deugen de meeste mensen niet en zijn veel mensen onbetrouwbaar en egoistisch. Ik maak daarin echter geen onderscheid tussen afkomst en ras. Boven mijn bureau hangt een sticker die ik jaren geleden heb gekregen met de tekst: Ik ben onbevooroordeeld. Ik haat iedereen. Ik zag in mijn ergernis simpelweg een paar politici die enorm hadden geblunderd, hun zaken niet op orde hadden en in het geval van Ronnie Brunswijk een parvenu die als een hork mensen toebeet en de schuld bij iedereen behalve zichzelf zocht.


De opmerkingen die ik om mij heen hoorde waren echter zeer racistisch en stereotiep. Nu ben ik na ruim vijftien jaar Suriname zo langzamerhand wel iets gewend, maar ik had het zelden zo openlijk meegemaakt. Volkomen vreemden spraken mij aan om een opmerking te maken over “die bosnegers”. Relaties die onder de noemer keurige burgers vallen, drukten zich genuancdeerder maar niet minder bedenkelijk uit. “Ach ja, je kunt ze een goede studie laten volgen en een mooi pak aan doen, maar ze ontberen klasse en beschaving.”


Vandaag werd ik op kantoor geconfronteerd met een andere pijnlijke situatie. Een klant weigerde één van mijn creoolse medewerkers te ontvangen en wenste alleen een andere lichtkleurige binnen te laten. Toen ik in woede onstak, legde mijn assistente uit dat de klant in kwestie was beroofd, vermoedelijk door binnenlandbewoners. Complete generaties binnenlandbewoners zijn onder erbarmelijke omstandigheden opgegroeid in de stad. Helaas zijn de verleidingen en verlokkingen van de stad voor enkele van deze groep te groot en gebruiken zij geweld om zich bepaalde zaken toe te eigenen. Geen band meer met het binnenland en geconfronteerd met wantrouwen en openlijke racisme in de stad. Les Misérables van Suriname. Het verbaast me dat deze situatie niet meer Sampies heeft voortgebracht.


Met dit in gedachten betreur ik het dat het binnenland niet op een goede manier wordt vertegenwoordigd. Er zijn legio hardwerkende en goed opgeleide binnenlandbewoners die de achterstand van hun mensen op goede wijze kunnen aanpakken en hun achterban op een eerbiedige manier kunnen representeren. Echter zullen zij, net zoals dat voor de andere politieke partijen geldt, zich moeten ontdoen van de oude politieke garde die louter hun eigen belang schijnt te dienen en om ons van het beeld af te helpen dat een figuur als Ronnie Brunswijk het beste is dat het binnenland voort kan brengen.

1 april 2010

Gezond ambtenarenapparaat

Het heeft me vele jaren gekost te leren hoe om te gaan met de Surinaamse ambtenaar. In het begin kon ik fel reageren als ik weer eens werd geconfronteerd met onverschilligheid of met een bureaucratie waar een doorsnee Oostblokland nog een puntje aan kan zuigen, maar gaandeweg kwam ik tot de ontdekking dat het beter vliegen vangen is met stroop. Met het verstand op nul, een kramp veroorzakende lach van oor tot oor en met een zoetgevooisde stem kan je bijzonder ver komen.


Helaas ging het de afgelopen week mis. Een vrij standaard procedure die ik via mijn advocaat was gestart, was ergens gestrand binnen het ambtenarenapparaat. Diverse telefoontjes en verzoekschriften leverden niet het door ons gewenste resultaat op. Ik trok de stoute schoenen aan en begon op aanwijzing van mijn advocaat het af te leggen traject te volgen door simpelweg binnen te stappen bij de verantwoordelijke afdelingen. Mijn verstand liet ik deze keer op volle toeren draaien en mijn lach en stroop doordrenkte stem, had ik ingeruild voor een vastberaden blik en een onheilspellend zacht stemvolume.


Het werkte. Binnen een paar uur tijd had ik vier overheidsgebouwen bezocht, bij een ontelbaar aantal dames aan het loket gestaan, zes afdelingshoofden gesproken en een doos chocolade gekocht voor een dame wiens functie mij nog steeds een raadsel is, maar die mij wel enkele noodzakelijke stukken in handen stopte en mij de juiste richting opstuurde. Een ambtenaar had een fout gemaakt en het stuk was ergens op een bureau beland. Niemand had zelfs maar de moeite genomen ons te verwittigen. Niets. Een ambtenaar maakt een fout en je stuk verdwijnt in een lade of op één van de vele onheilspellende stapels dossiers die zo kenmerkend zijn voor menig overheidskantoor.


Na deze ervaring moest ik denken aan de 53-jarige Amerikaan die zichzelf enige tijd geleden met een klein vliegtuigje te pletter heeft gevlogen tegen een kantoor van de Amerikaanse fiscus. Mijn eerste reactie was een besmuikt lachje, welke al spoedig overging in een grote bewondering nadat duidelijk werd dat het enige dodelijke slachtoffer de man zelf was. De eenzame en tot wanhoop gedreven burger die het als een ware Don Quichotte opneemt tegen het immense en logge overheidsapparaat. Geweld valt zelden goed te praten, maar de bevende en hakkelende geïnterviewde ambtenaren die het gebeuren hadden meegemaakt, boden mij een mooi en vergenoegzaam schouwspel.


De kans dat iets dergelijks zich in Suriname zich zal voordoen is gelukkig klein. De gemiddelde Surinamer heeft zijn eigen leventje te lief om zichzelf te pletter te storten op een stoffig en krakkemikkig overheidsgebouw. Veel liever luchten wij ons hart op feestjes of in de kroeg. De verhalen over te vroeg gesloten loketten, boos kijkende dames die vol dedain een formuliertje voor je smijten en je verwijzen naar een andere duistere afdeling waar je je voor een zoveelste plakzegel moet aanmelden zijn bekend.


En toch. De woede die je als burger voelt wanneer je wordt geconfronteerd met een log ambtenarenapparaat en bureaucratie. Een ambtenarenapparaat dat het zich tot doel lijkt te hebben gesteld zoveel mogelijk hindernissen en frustraties op het pad van de burger te moeten leggen. Je kritiek uiten is in veel gevallen aan dovemansoren besteed. De doorsnee ambtenaar heeft zijn positie te danken aan het feit dat hij tijdens de verkiezingen het juiste vlaggetje op zijn erf heeft laten wapperen en niet vanwege een of andere geleverde educatieve prestatie. Een woede-uitbarsting is ook ten zeerste af te raden omdat deze wordt beloond met het op miraculeuze wijze verdwijnen van je aangevraagde of ingeleverde stukken.


Nee, de enige hoop is op een doortastende en moedige regeringsleider die een eind maakt aan het uitdelen van ambtenarenfuncties als dank voor bewezen diensten en die het mes zet in het ambtenarenapparaat.
Een regeringsleider die zijn ambtenaren daadwerkelijk gaat afrekenen op geleverde prestaties en die het belang van de burger en het land centraal stelt in plaats van het te behalen pensioen en de medische voorzieningen van de ambtenaren. Een regeringsleider die bereid is zijn… ah, dus toch, politieke carrière in de waagschaal te stellen. De Surinaamse regeringsleider die daadwerkelijk de moed heeft het ambtenarenapparaat aan te pakken, zal vermoedelijk zijn politieke leven in een nog grotere knal dan de voornoemde Amerikaan uit elkaar zien spatten.