30 november 2011

Dierenvriend

Ik ben een dierenvriend. Ik kan met piepende banden remmen wanneer een kat of een hond de weg oversteekt en ik heb meer dan eens een slang gered uit de handen van een met houwers en stokken zwaaiende menigte. De liefde voor dieren heeft mijn dochter gelukkig geërfd. Regelmatig gaan we met een grote zak snacks naar het asiel, waar we de honden en katten voeren en dan is het voor zowel de dieren als mijn dochter feest. Ook in de Paramaribo Zoo zijn we vaste bezoekers. Als de ezels mijn dochter in de verte zien lopen, beginnen ze al te balken van vreugde bij de gedachte aan de verse appeltjes of sla die ze uit haar handen zullen verorberen.

Voor mij is het als vanzelfsprekend dat mensen goed voor dieren moeten zorgen. Je kan de ontwikkeling en beschaving van een maatschappij aflezen aan de manier hoe er met dieren wordt omgegaan en aan de wetten die de rechten en goede zorg van dieren waarborgen. Zonder Suriname gelijk aan het hout te nagelen, wil ik een voorval vermelden. Een tijdje geleden toen ik mijn dochter ophaalde van de opvang, werd ik geconfronteerd met lange gezichten. Terwijl mijn dochter met een verontwaardigde blik voor me stond, vertelde de juf wat er was gebeurd. Een meisje was bezig kleine insecten en mieren dood te maken en mijn dochter had haar gezegd dat ze moest stoppen omdat je geen dieren dood mag maken. Het meisje, een paar koppen groter dan mijn dochter, had haar uitgelachen en was vrolijk doorgegaan. Mijn dochter pakte vervolgens een plastic schop en gaf haar een dusdanig harde mep op het hoofd, dat de klap tot in Nickerie te horen was. Ik keek naar mijn dochter. Ik stak mijn vaste verhaal af over wanneer het wel en wanneer het niet geoorloofd was te vechten, tilde haar op en gaf haar een dikke knuffel en vertelde haar dat ik reuze trots op haar was!

Voor mij is dit voorval kenmerkend voor veel Surinamers. Kleine kinderen gooien stenen naar honden en ouders kijken lachend toe. Honden en andere dieren worden verwaarloosd en als ze al te eten krijgen is het een bakje overgebleven bami met wat botjes dat voor ze wordt gesmeten. In de Zoo stikt het van de apen, uilen en andere dieren die een poot of een vleugel kwijt zijn dankzij schijtzakken die zichzelf jager noemen, maar met hun geweer niet eens een DAF truck zouden kunnen raken die een meter voor hun neus stond. Door dit soort waardeloze figuren wenste ik dat dieren terug konden schieten. Het vegetariërschap zou ik in dat geval dan maar voor lief nemen. Ik ben dan ook blij met de onderscheiding die dierenactiviste Cynthia Ashruf uit handen van onze geliefde president heeft mogen ontvangen. Zij en haar mensen gaan door roeien en ruiten om dieren een waardig bestaan te geven en brengen daarmee weer een beetje civilisatie in ons land.

Toch geloof ik in het voorbeeld van mijn dochter dat we als dierenliefhebbers meer onze tanden mogen laten zien. Wanneer we weer iemand langs de weg zien staan met een kooitje volgepropt met apen en raven, laten we hem dan eens na een flink pak slaag te hebben gegeven de hele dag in een klein hokje stoppen, in de brandende zon, met slechts een bakje water! Maar dat is de ellende. Dierenvrienden zijn beschaafde en geciviliseerde mensen en doen dit soort zaken niet. Toch?

23 november 2011

Pijnlijk geluk

Mijn vrijgezellenleven lijkt een eeuwigheid geleden, maar toch kan ik mij de ergernis nog herinneren als ik bij vrienden met kleine kinderen op bezoek was. Vrienden die ooit eens boeiende en interessante carrières hadden, spraken de godganse avond over de kleur van de poep van hun kroost en of het boertje luid genoeg was. “Henry, wanneer begin jij aan kinderen? Je leven is niet compleet als je niet het geluk van het ouderschap hebt gekend!” Vervolgens werd mij een gepoederde baby in de armen gedrukt, gepaard gaande met “ooooh, aaaah” en “het staat je zoooooo goed!”
Ik kreeg er een sektarisch gevoel bij. Intelligente mensen die nergens meer belangstelling voor hadden, geestelijk afstompten en met tranen van vreugde door de kamer renden wanneer hun baby iets onverstaanbaars brabbelde. Ik kon niet begrijpen dat hun hele universum draaide om dat half hoopje mens dat in zijn volgescheten luier het hele huis bij elkaar lag te blèren. Dit lot moest iedereen ondergaan vonden ze. Iedereen moest toedreden tot het gelukkige-ouder-clubje. Hoofdschuddend schrapte ik de ‘happy family’ van mijn lijstje en leefde verder mijn leven. Totdat de natuur anders besliste en ik vader werd en daarmee toetrad tot de sekte die ik voorheen detesteerde.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben altijd gek op kinderen geweest. Vooral op kleine meisjes. Dat klinkt ziek en vereist een nadere toelichting. Ik ben geen echte man. Bier vind ik walgelijk, ik heb geen verstand van auto’s, ik laat geen boeren, ik krab mijzelf slechts incidenteel in mijn kruis en ik haat voetbal. Als gevolg hiervan vind ik meisjes dus een stuk interessanter dan jongetjes. Je kan leuke gesprekjes met ze hebben, ze houden van knuffelen, doen niet zo stoer en hinderlijk als jongetjes en je hoeft niet met ze te voetballen. Ik dankte God dan ook op mijn knieën toen ik vader werd van een dochter.
En inderdaad, ook ik raakte in beroering van het ondefinieerbare gebrabbel van mijn dochter waarin ik toch echt ‘pappa’ hoorde en ook ik zat met mijn neus in de luiers om te zien wat de kleur van haar poep was. Ook ik verkondigde het evangelie van het gelukkige ouderschap aan een ieder die het maar wilde horen. Nog steeds vertel ik dat een kind je ongekende momenten van geluk en vreugde kan bezorgen, maar ik vertel er ook bij dat er momenten zijn van onvoorstelbare pijn en verdriet.
Twee weken geleden was er plotseling een enorme knobbel in de hals van mijn dochter die de artsen en specialisten enorme zorgen baarde. Ik moest rekening houden met kanker. De pijn, onmacht en frustratie die je als ouder dan voelt is met geen pen te beschrijven. Toen ik mijn dochter in het ziekenhuis voor een enorm röntgenapparaat zag staan, ik haar hand vasthield bij de bloedafname en andere testen, voelde ik letterlijk haar pijn en angst. Mijn hart brak. De anderhalve week die ik moest wachten op de uitslag wens ik zelfs mijn grootste vijand niet toe. Het moment dat de specialist mij met een zucht van verlichting vertelde dat de uitslag negatief was en het vermoedelijk een bacteriële infectie aan haar lymfklier betrof, voelde het aan alsof mijn dochter wederom was geboren en ik haar weer voor het eerst in mijn armen hield. Dat, aspirant-ouders, is het ouderschap. Het ene moment verkeer je in een duistere afgrond en het volgende moment sta je op de bergtoppen van geluk je hart uit je lijf te gillen van vreugde. Helaas kan het ook andersom.

16 november 2011

Een zwak moment

Het was een telefoontje dat het hart van iedere ouder een paar seconden doet stilstaan. De onderwijzeres van mijn dochter belde of ik mijn dochter kon komen halen aangezien ze kookte van de koorts en onwel was. Thuis aangekomen bleek ze bijna 40 graden koorts te hebben en na haar een koude douche te hebben gegeven, verscheen er plotseling een bult zo groot als een tennisbal in haar nek. Na terstond de huisarts te hebben gecontact, kregen we zware antibiotica mee en wat andere medicijnen. Vermoedelijk was een klier ontstoken en de bult zou spoedig verdwijnen. Echter na enkele dagen, gepaard gaande met hoge koorts was de bult nog duidelijk te zien en jammerde mijn dochter van de pijn. Vanmorgen onderzocht de huisarts wederom mijn dochter.
Met de inleiding “ik wil je niet bang maken, maar…” somde hij enkele mogelijke oorzaken van de bult op. Ik voelde een ijskoude druppel langzaam langs mijn rug naar beneden glijden en de grond onder me wegzakken. Ik haalde diep adem en keek naar mijn dochter en vervolgens naar de arts. Ik zocht naar woorden, maar er kwam op dat moment niets in me op om te zeggen. “Ik bel de KNOarts voor je. Dan kan je gelijk naar hem gaan,” zei de arts. Het was de langste rit uit mijn leven. 
Na aankomst in het ziekenhuis werden we vrijwel direct geholpen. Met een zorgelijk gezicht onderzocht de specialist mijn dochter en na de nodige zuchten kreeg ik te horen dat ik me geen zorgen hoefde te maken, maar dat hij gelijk een andere specialist zou bellen waar we direct naar toe konden gaan. Ook bij deze specialist werden we direct ontvangen. Terwijl hij mijn dochter onderzocht, zat ik in mijn hoofd te onderhandelen met God. Ik ben mij er terdege van bewust een heleboel van zijn regels te hebben overtreden, maar ik somde in gedachten ook de nodige zaken op waarmee ik ongetwijfeld punten bij Hem heb gescoord. Ook wilde ik geen loze beloften maken die ik misschien niet eens na zou kunnen komen en daarmee een nog grotere rampspoed over mij of mijn dochter zou afroepen. Ik voelde een woede in mij opkomen!
Als Hij toe zou laten dat er iets verschrikkelijks met mijn dochter zou gebeuren, dan…. De specialist onderbrak mijn gedachten die ik beschaamd wegdrukte. “Ik maak mij inderdaad zorgen. We gaan een paar grondige onderzoeken laten doen. Laat me een paar telefoontjes plegen dan kan je er gelijk werk van maken.” Binnen een uur hadden we echo’s en röntgenfoto’s gemaakt en had het laboratorium bloed afgenomen.
Terwijl mijn dochter na de prik van de zuster een stickertje mocht uitkiezen flitsten allerlei doemscenario’s door mijn hoofd en werden mijn ogen vochtig. “Waarom zijn er tranen in je ogen pappa. Heb je verdriet?” Ik veeg snel mijn ogen. “Ja, ik ben een beetje verdrietig omdat je pijn hebt.” Ze geeft me een brassa. “I love you pappa.” “I love you too. Wat wil je eten lieverd. Hamburger of roti”? “Roti!” Dan kijkt ze me smekend aan. “En mag ik cola”? Ik lach. Laat het maar aan mijn dochter over om misbruik te maken van een zwak moment bij mij. “Ja, je mag cola.” De specialist belooft me dat hij me de volgende ochtend zal bellen met het resultaat.

9 november 2011

Het nieuwe mensje

Een vriendin van me had gevraagd of ik haar zou kunnen bijstaan bij haar bevalling. Ik voelde me vereerd en was extatisch van vreugde! Mijn verzoek of dat vanwege mijn drukke agenda ergens in de namiddag zou kunnen plaatsvinden werd met hoongelach ontvangen. Navraag wees uit dat nieuwe mensjes een voorkeur hebben voor de vroege uurtjes en het liefst op de meest onmogelijke momenten. En inderdaad. Twee weken lang had ik allerlei regelingen getroffen om beschikbaar te zijn. Ik sliep nauwelijks en keek iedere nacht met bloeddoorlopen ogen naar mijn telefoon om bij de eerste de beste rinkel met piepende banden mijn vriendin naar het ziekenhuis te racen. Maar nee, het nieuwe mensje verkoos juist de dag dat er een peperdure, buitenlandse consultant bij mij op kantoor zou beginnen.


Het restje enthousiasme dat ik nog had verdampte toen ik midden in de nacht met mijn van de pijn kermende vriendin aan de arm de verloskamer binnenstrompelde. Ik voelde me als een mals, jong konijntje dat vrolijk een roedel hongerige wolven was binnen gehuppeld. Alleen maar huilende, krijsende vrouwen om me heen die mij met verwijtende blikken aankeken. Zelfs de houding van sommige zusters bezorgde me een schuldgevoel omtrent mijn man-zijn. “Tyuri! Weer zo een man die zijn ding niet in zijn broek kon houden!” 


Terwijl mijn vriendin kronkelend van de pijn op de tafel lag en onder het uitstoten van allerlei duivelse geluiden mijn hand tot pulp kneep, was een andere vrouw in de kamer naast ons bezig behalve haar kind ook haar longen uit het lijf te krijsen. Ik was in hel. Als man voel je je bij een bevalling niet alleen schuldig, maar ook totaal nutteloos. Zusters rennen om je heen. Er wordt gegild en gehuild. En niemand vertelt wat er van je wordt verwacht. Na een paar uur persen, puffen en zuchten was het moment suprême aangebroken. 


Ik heb een flinke lijst aan fobieën waar ik verschillende psychologen in hun onderhoud mee voorzie. Eén van die fobieën is het vrouwelijk geslachtsorgaan. De aanblik daarvan geeft mij een gevoel dat zich ergens bevindt tussen een belastingaanslag, een prostaatonderzoek en een grote spin die boven je bed bungelt. Het zien van het nieuwe mensje dat krijsend en onder het bloed daaruit komt glibberen was in principe voldoende om mij tegen de vlakte te doen gaan, ware het niet dat het geknijp in mijn hand en het gegil van mijn vriendin mij op de been hield.


Dan volgt er plots een magisch moment. Er valt een stilte. Alle pijn en gegil lijken van het een op het andere moment over te slaan in een serene rust. De zusters kijken mij plots vriendelijk en met een blik vol waardering aan en overhandigen mij een schaar. Terwijl ik met trillende hand de navelstreng doorknip, kijk ik naar het nieuwe mensje dat voor me ligt. Een jongetje. Het eindresultaat van maanden van pijn, moeite, liefkozingen en hoop. Toen viel alles op zijn plaats en herkende ik mijn rol in dit geheel. Tussen al de bevallende vrouwen waren het nieuwe mensje en ik de enige mannen. Of de andere mannen waren een stuk slimmer dan ik, of er was bij hen sprake van een gebrek aan ruggengraat. Nog met knikkende knieën en een misselijk  gevoel van het bloederige wonder dat ik heb mogen aanschouwen deed ik het nieuwe mensje een belofte: ik zal je als voorbeeld dienen hoe een echte man te zijn!

2 november 2011

Midlife crisis

De voortekenen waren er al een tijdje, dus ik wist dat het er een keer van moest komen. Ondanks het vaker laten staan van een goed glas whisky en junkfood begon mijn buik behoorlijk uit te dijen. Mijn familiejuwelen welke tot voor kort fier en vol zelfvertrouwen onder mijn buik hingen, zijn inmiddels verschrompeld tot een uitgedroogd bosje knippa’s, welke door niemand de moeite waard wordt geacht te worden geplukt. En op mijn hoofd vermenigvuldigen de grijze haren zich nog sneller dan een konkoni vol steroïde. Op de bewuste dag huilde mijn dochter bijna hysterisch.
“Ga je nu snel dood?”


Het ergste is dat niemand je waarschuwt voor wat je te wachten staat. Voor elke aandoening, ziekte, verslaving of alternatieve levensstijl is er wel één of andere hulpgroep en zijn er duizenden boeken en naslagwerken. Maar ik voelde me eenzaam en verloren.


Al een paar nachten lig ik badend in het zweet naar het plafond te staren. Wat te doen met de dagen die mij nog resten in dit menselijke bestaan? Een oorbel nemen? Een tatoeage? Een Harley kopen en met een achttienjarige, langbenige schone achterop rondjes door de stad rijden? En wat heb ik nu eigenlijk bereikt in het leven? Goed, ik heb een leuk draaiend bedrijf opgericht. Heb flink gereisd en veel landen en culturen leren kennen. Heb van de nodige verboden vruchten gesnoept en ben er zonder al teveel kleerscheuren vanaf gekomen. Ik heb de zoete liefde van de vrouw mogen smaken en de bittere nasmaak die daar vaak op volgt. Heb God verloren en weer gevonden. Ik heb een pracht van een dochter gemaakt die mij iedere dag meevoert naar de top van de berg van geluk om mij vervolgens weer te duwen in het diepe dal van verdriet. Maar was dit het? Was dit mijn leven?


Ik denk aan de vrienden die mij zijn voorgegaan. Sommige aan vervelende ziektes. Anderen hebben zich kapot gedronken en een paar zijn al of niet terecht vermoord. Wanneer je jong bent denk je onsterfelijk te zijn. Het leven ligt voor je open en als in een rijpe, zoete manja, zet je je tanden erin en geniet je met volle teugen. Met de nodige diploma’s op zak, een indrukwekkende curriculum vitae en een goed gevulde bankrekening, ligt de wereld aan je voeten. En dan is plots dat moment daar. De steen des werkelijkheid waar je vol met je hoofd tegenaan knalt.


Terwijl ik op de bank lig te mijmeren over de dingen die ik nog had willen doen in mijn leven, een bestseller schrijven, een Oscar winnende documentaire maken en een keer trouwen, plopt er een mailtje van Pim de La Parra binnen.
“Aloha beste Henry. Gefeliciteerd met dit nieuwe begin! Het gezegde “Life begins at forty” is zeker niet onwaar, dat kan ik je uit eigen ondervinding bevestigen. Leer je depressies koesteren, ze zijn voorboden van een verruimend inzicht. Ga er vrolijk doorheen en onthoud dit: alleen intelligente mensen kennen depressies.” En met de woorden van deze levensgenieter pur sang nog nadreunend in mijn hoofd, loop ik naar mijn bar, schenk een flink glas Blue Label in en kijk in de spiegel. Ik ben 40 geworden. Maar ondanks mijn buikje, grijze haren en andere kwalen liggen mijn beste jaren nog voor me. Ik knipoog naar mezelf en met een paar slokken drink ik mijn midlife crisis weg.