23 november 2011

Pijnlijk geluk

Mijn vrijgezellenleven lijkt een eeuwigheid geleden, maar toch kan ik mij de ergernis nog herinneren als ik bij vrienden met kleine kinderen op bezoek was. Vrienden die ooit eens boeiende en interessante carrières hadden, spraken de godganse avond over de kleur van de poep van hun kroost en of het boertje luid genoeg was. “Henry, wanneer begin jij aan kinderen? Je leven is niet compleet als je niet het geluk van het ouderschap hebt gekend!” Vervolgens werd mij een gepoederde baby in de armen gedrukt, gepaard gaande met “ooooh, aaaah” en “het staat je zoooooo goed!”
Ik kreeg er een sektarisch gevoel bij. Intelligente mensen die nergens meer belangstelling voor hadden, geestelijk afstompten en met tranen van vreugde door de kamer renden wanneer hun baby iets onverstaanbaars brabbelde. Ik kon niet begrijpen dat hun hele universum draaide om dat half hoopje mens dat in zijn volgescheten luier het hele huis bij elkaar lag te blèren. Dit lot moest iedereen ondergaan vonden ze. Iedereen moest toedreden tot het gelukkige-ouder-clubje. Hoofdschuddend schrapte ik de ‘happy family’ van mijn lijstje en leefde verder mijn leven. Totdat de natuur anders besliste en ik vader werd en daarmee toetrad tot de sekte die ik voorheen detesteerde.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben altijd gek op kinderen geweest. Vooral op kleine meisjes. Dat klinkt ziek en vereist een nadere toelichting. Ik ben geen echte man. Bier vind ik walgelijk, ik heb geen verstand van auto’s, ik laat geen boeren, ik krab mijzelf slechts incidenteel in mijn kruis en ik haat voetbal. Als gevolg hiervan vind ik meisjes dus een stuk interessanter dan jongetjes. Je kan leuke gesprekjes met ze hebben, ze houden van knuffelen, doen niet zo stoer en hinderlijk als jongetjes en je hoeft niet met ze te voetballen. Ik dankte God dan ook op mijn knieën toen ik vader werd van een dochter.
En inderdaad, ook ik raakte in beroering van het ondefinieerbare gebrabbel van mijn dochter waarin ik toch echt ‘pappa’ hoorde en ook ik zat met mijn neus in de luiers om te zien wat de kleur van haar poep was. Ook ik verkondigde het evangelie van het gelukkige ouderschap aan een ieder die het maar wilde horen. Nog steeds vertel ik dat een kind je ongekende momenten van geluk en vreugde kan bezorgen, maar ik vertel er ook bij dat er momenten zijn van onvoorstelbare pijn en verdriet.
Twee weken geleden was er plotseling een enorme knobbel in de hals van mijn dochter die de artsen en specialisten enorme zorgen baarde. Ik moest rekening houden met kanker. De pijn, onmacht en frustratie die je als ouder dan voelt is met geen pen te beschrijven. Toen ik mijn dochter in het ziekenhuis voor een enorm röntgenapparaat zag staan, ik haar hand vasthield bij de bloedafname en andere testen, voelde ik letterlijk haar pijn en angst. Mijn hart brak. De anderhalve week die ik moest wachten op de uitslag wens ik zelfs mijn grootste vijand niet toe. Het moment dat de specialist mij met een zucht van verlichting vertelde dat de uitslag negatief was en het vermoedelijk een bacteriële infectie aan haar lymfklier betrof, voelde het aan alsof mijn dochter wederom was geboren en ik haar weer voor het eerst in mijn armen hield. Dat, aspirant-ouders, is het ouderschap. Het ene moment verkeer je in een duistere afgrond en het volgende moment sta je op de bergtoppen van geluk je hart uit je lijf te gillen van vreugde. Helaas kan het ook andersom.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten