19 oktober 2011

Knorrende magen

Voor een ieder wiens wereldbeeld verder reikt dan Nickerie, zijn het interessante tijden om in te leven. Dictators die decennia lang de nodige Amerikaanse bommen en een scala aan westerse sancties wisten te overleven zitten nu in de beklaagdenbankjes of verschuilen zich in één of ander gehucht. Als leem in ijzer is het de verschillende burgerbewegingen gelukt de machtpositie van hun onderdrukkers uit te hollen en zich van hun ijzeren juk te bevrijden. De Westerse mogendheden zullen aangenaam verrast hebben toegekeken hoe despoten, die tot hun grote frustratie jarenlang op de grootste oliebronnen ter wereld zaten, binnen een mum van tijd door hun eigen bevolking aan de kant zijn gezet. Hun vreugde was echter van korte duur. 


Terwijl ze onderling gniffelend bezig waren de olievelden te verdelen, ontstond er in hun eigen achtertuin een zorgwekkende ontwikkeling. De Occupy Wall Street beweging die aanvankelijk begon met enkele honderden aanhangers is inmiddels uitgegroeid tot een organisatie met duizenden betogers met navolging in diverse andere grote steden in de wereld. In Amerika claimen de demonstranten 99 procent van de burgers te vertegenwoordigen welke gebukt gaan onder een enorme schuldenlast en werkloosheid en die staan tegenover de schatrijke 1 procent welke de touwtjes in handen hebben en die dankzij allerlei belastingvoordelen en speciale voorzieningen nog rijker wordt. Dagelijks sluiten meer en meer mensen zich bij de demonstranten aan ondanks de dreigende wapenstok en tientallen arrestaties waarmee de politie de zaak onder controle probeert te houden. Mensen die het moe zijn te moeten toezien hoe een kleine groep zich verrijkt terwijl zij nauwelijks hun gezin kunnen onderhouden. Mensen die vanwege bezuinigingen hun baan zijn kwijtgeraakt, terwijl zakenlui welke medeverantwoordelijk zijn voor de recessie en duizenden banen naar lagelonenlanden hebben verplaatst miljoenen dollars aan bonussen opstrijken. Studenten die jarenlang hebben gezwoegd en na hun studie opgezadeld zitten met een enorme studieschuld en vanwege gebrek aan werk hamburgers moeten flippen in de MacDonald’s. 


Ik moest aan deze gebeurtenissen denken toen ik in een lokaal nieuwsbericht las dat gezonde voeding en groente voor de lagere inkomensgroepen in ons land vaak te duur is. Gelet de huidige economische ontwikkelingen en de wereldwijde recessie die ook Suriname niet ongemoeid zal laten, is het te verwachten dat deze groep zal groeien. Spannend. Als ik één ding over de Surinamer heb geleerd, is het dat men niet aan zijn eten moet komen. Ontneem hem zijn vrijheden. Belazer hem met fantastische verhaaltjes. Belemmer zijn ontwikkeling. Hij zal het gelaten over zich heen laten komen. Maar ontneem hem zijn portieeten en je hebt een probleem. De boven ons gestelden zijn zich hier terdege van bewust. Met de Occupy Wall Street beweging in gedachten, zien zij het teken aan de Surinaamse wand. Zoals we onlangs in advertenties hebben kunnen lezen zullen de inlichtingenapparaten met 200-300 extra krachten worden uitgebreid. Deze spionnen zullen vermoedelijk niet worden ingezet om de grenzen te bewaken, maar worden aangetrokken om tijdig alarm te kunnen slaan als het volk na het betalen van een dagloon voor een bordje rijst, met knorrende magen richting het Onafhankelijkheidplein trekt. Het geeft je te denken. Is het niet ironisch dat een buitenlands bedrijf dankzij goud uit onze bodem record winsten boekt, terwijl een gedeelte van de bevolking niet eens geld heeft om een bosje groente uit diezelfde bodem te kunnen kopen? Food for thought.

12 oktober 2011

Niets dan goeds

“Die saka saka is dood.” Het was een opmerkelijk overlijdensbericht dat een vrouw enkele jaren geleden na het overlijden van haar man in de krant had geplaatst. Het was stof voor dagenlange discussies aan menig borreltafel. Veel mensen waren de mening toegedaan dat het ongepast was. Immers, over de doden niets dan goeds. Een enkeling, onder wie uw toegewijde columnist, kon het wel waarderen. Wie weet wat voor ellende de vrouw jarenlang heeft moeten verduren van haar man. 

Soms lees ik in overlijdensberichten de meest lovende woorden over mensen van wie ik weet dat de wereld een stuk plezieriger zou zijn geweest wanneer ze eerder onder de grond waren gestopt. Waarom positief schrijven over mensen die enorme hufters zijn geweest in hun leven? De man die mij als kind met gebroken botten het ziekenhuis insloeg en zeer creatief was in het vergallen van mijn jeugd, wenste ik jarenlang een zeer langzame en pijnlijke dood toe. Op de dag dat hij dood neervalt en mensen allerlei lovende en positieve berichtjes over hem schrijven, overweeg ik serieus een bericht te plaatsen welke die van de eerder genoemde dame zal doen verbleken. Of het over het paard getild rotventje dat zonder rijbewijs en door te hard rijden een man en zijn zwangere vrouw doodreed, dankzij zijn mammie zijn straf wist te ontlopen, om vervolgens een jaar later wederom door roekeloos rijgedrag iemand anders dood te rijden. Als het recht eindelijk zegeviert doordat hij met zijn auto met 180 km per uur tegen een blok gewapend beton opknalt, wat voor berichten zullen er dan verschijnen? “Hij was een goede jongen. Altijd lief voor zijn moeder en zeer sociaal bewogen.” Of recent het zevenjarig meisje dat door haar vader en haar oom zodanig is verkracht dat zij volledig uitgescheurd een maand lang in het ziekenhuis heeft gelegen en men vreesde dat zij als gevolg van de verkrachting met hiv was besmet. Wat voor berichten zullen verschijnen wanneer beide heren door hun medegevangenen dusdanig worden verwelkomd dat ze als gevolg hiervan het tijdelijke met het eeuwige verwisselen? “Onze lieve vader en oom. Groot was hun liefde. Groot het verdriet.”

Nieuwsgierig naar de reacties uit mijn omgeving heb ik met een vriend weleens gekscherend gesproken over het in scène zetten van mijn overlijden. Afgezien van een enkele ex die met vreugde om mijn graf zal dansen, hoop ik dat er ook mensen zullen zijn die oprecht een traantje zullen laten. Maar als man van het woord, ben ik vooral nieuwsgierig naar de overlijdensberichten. Er zijn mensen die kennis hebben gemaakt met mijn duistere kant en mijn bloed wel kunnen drinken. Te mijner verdediging, dit hebben zij geheel over zichzelf uitgeroepen. Zullen ook zij berichtjes plaatsen vol mooie woorden en lofprijzingen aan mijn adres? Volgens mij ga ik bij het lezen daarvan alsnog dood van het lachen.

hé op de dag van mijn begrafenis
als het gat gegraven is
wil ik liever geen bezoek aan huis
blijf die dag maar lekker thuis
maar kom maar langs
kom maar langs
kom maar langs
nu ik nog leef
op mijn grafsteen hé aan het eind
in mijn advertentie, zwart omlijnd
wil ik geen woorden als diepgeliefd, geen innig bemind
ik wil geen rust in vrede
op mijn lint
hé noem me lief
nu ik nog leef
noem me lief
nu ik nog leef.-.
(Harrie Jekkers: Nu ik nog leef)