9 juli 2011

I love SU

Ik hou van Suriname. Wanneer ik in het binnenland ben en ik vroeg in de ochtend in mijn blootje met mijn voeten in de rivier sta, de eerste zonnestralen van de dag door de ochtendnevel heen zie priemen en ik de geluiden van het bos hoor, ben ik een van de gelukkigste mensen op deze aarde. Het zijn dit soort momenten die mij er weer aan herinneren waarom ik ervoor heb gekozen met mijn dochter in Suriname te wonen. Dit soort momenten heb ik nodig, want in tegenstelling tot het binnenland is de stad met een groot gedeelte van haar inwoners voor mij vaak een bron van ergernis en frustratie.

Een tijdje terug stond ik met mijn dochter bij het Onafhankelijkheidsplein naar een wandeltocht te kijken. Een groepje in I love SU shirts gestoken wandelaars liepen langs en enkelen van hen wierpen lege waterflesjes met een I love SU label op de straat. Een omstander noemde ze varkens en wierp ze toe dat Paramaribo daarom een stinkende, smerige vuilnisbelt is. Er ontstond een geanimeerd gesprek waarbij ik mijn hand op de oren van mijn dochter plaatste om te voorkomen dat haar vocabulaire werd uitgebreid met nieuwe woorden die haar op school weer een week straf zouden opleveren.

Nooit te beroerd om mijn bijdrage te leveren aan een flinke ruzie, wees ik de wandelaars op het ironische feit dat ze, gestoken in een I love SU shirt, een flesje water met een I love SU label op de straat van hun geliefd Suriname hadden gesmeten. Met rollende ogen en een rij vol glimmend Surinaams goud in haar mond, gaf een dame mij te kennen dat ze een echte nationalist was, haar leven voor Suriname zou geven en dat Suriname het mooiste land ter wereld is. Uit ervaring weet ik dat de snelste manier om een eind te maken aan dit soort discussies is door te vragen hoeveel landen de persoon in kwestie heeft bezocht. Meestal reikt het wereldbeeld van dit soort nationalisten niet verder dan Colakreek. Ik besloot het echter hierbij te laten, feliciteerde de dame met haar vaderlandsliefde en vervolgde mijn tocht met mijn dochter terwijl ik haar weer eens uitlegde dat mensen die echt van de aarde en de natuur hielden geen rotzooi op straat gooiden. De wens die in mijn hoofd kwam of de dame in kwestie niet bereid was terstond haar leven voor Suriname te willen geven drukte ik beschaamd weg.

Het hele I love SU gebeuren werkt bij mij behoorlijk op de lachspieren. Het concept is volgens goed Surinaams gebruik gejat uit het buitenland en wordt hier als origineel Surinaams product aangeprezen. Om het nog mooier te maken wordt het gepresenteerd als een middel om je vaderlandsliefde aan te tonen en te werken aan het nationaal gevoel. Als summum wordt een afschuwelijk I love SU gedrocht midden in ons historisch hart geplaatst en komen een heleboel boven ons gestelden woorden tekort om deze bijdrage aan de Surinaamse cultuur te prijzen.

Het geeft weer aan wat voor kuddedieren Surinamers zijn. Men wil origineel zijn, maar dan wel met alle 500.000 inwoners tegelijk. Een groot gedeelte van de in een I love SU gestoken mensen doen dit omdat het weer een onnozele modegril is en echt niet uit liefde voor ons mooie landje. Wanneer zij morgen een bordeauxkleurig paspoort aangeboden krijgen zijn zij met het eerstvolgend vliegtuig vertrokken richting Noordzee.

Ik troost me met de gedachten dat ik binnenkort weer mag vertrekken richting binnenland. Terwijl ik mijzelf verheug om ’s nachts te genieten van de prachtige sterrenhemel en de schoonheid van het bos, dringt een gedachte tot mij door. Is het toeval dat de mooiste en schoonste plekken in Suriname, juist de plekken zijn waar je geen mensen in een I love SU shirt tegenkomt? 
Food for thought.